Spring naar content Spring naar hoofdnavigatie Spring naar footer

Dus jij wilt een volkstuin?

Hallo! Omdat er best een hoop op je afkomt als je net met een volkstuin begint, willen we je op deze pagina alvast een beetje op weg helpen. Het is de bedoeling dat dit een ‘levende’ pagina is, dus eentje die regelmatig geüpdatet wordt met nieuwe informatie door en voor Kluitenduikers. Momenteel kun je deze pagina beschouwen als een ‘opzetje’.

Wil jij ook je ervaringen delen met nieuwe tuinders? Neem dan contact op met de websitebeheerder!

Verwachtingen

Een eigen volkstuin hebben. Het klinkt aan de ene kant heel idyllisch en rustgevend, maar je kan ook zo maar door de bomen het bos niet meer zien en dan kan het zomaar een bron van stress worden. Wat komt er allemaal op je af? Hoe begin je? Is het nou iets voor jou of toch niet?

In dit artikel leggen we je uit wat je kan verwachten als je specifiek bij de Kluitenduikers een tuin afneemt. Want inderdaad, het is geen hobby voor een uurtje in de week, maar je krijgt er, letterlijk en figuurlijk, veel voor terug!

Aanmelding

Om maar gelijk met de deur in huis te vallen: de kans is heel groot dat je niet meteen kunt beginnen. Er zijn al jaren wachtlijsten en die zijn er door de Corona pandemie niet korter op geworden. Misschien is er zelfs een volledige ledenstop. In dat geval raad ik je aan onze website in de gaten te houden. De ledenstop is altijd tijdelijk.

Maar laten we positief beginnen en aannemen dat je je inderdaad kan aanmelden. Je schrijft je in via het contactformulier en als je aan de beurt bent neemt iemand van het bestuur of de tuincommissie contact met je op. In sommige gevallen krijg je een specifieke tuin aangeboden, in andere gevallen kun je kiezen uit meerdere tuinen. Het ligt er net aan wat er beschikbaar is gekomen.

Je neemt, waarschijnlijk samen met iemand van de tuincommissie, een kijkje op de tuin(en) en kan vragen stellen over de vereniging en de tuin zelf.

Waar moet je op letten?

Allereerst: je bent niet verplicht een tuin te accepteren. In sommige gevallen kan het zelfs raadzaam zijn om goed na te denken of de aangeboden tuin(en) geschikt zijn voor wat jij er mee wil doen. Uiteindelijk ga je hier een hoop (!) tijd doorbrengen!

Realiseer je wel dat je bij weigering weer onderaan de wachtlijst terecht komt. Je moet dan dus weer op je beurt wachten. Misschien is het het overwegen waard is om na het eerste jaar (waarin je een halve tuin mag afnemen) te kijken of je van tuin kan veranderen.

Om te kijken of een tuin geschikt is, kun je bijvoorbeeld letten op de volgende zaken.

  • Aantal zonuren.
    Sommige tuinen hebben meer hoge bomen in de buurt dan andere tuinen. Kijk waar de zon opkomt en onder gaat en probeer in te schatten hoeveel schaduw dat oplevert. Hou wel in gedachten dat je waarschijnlijk in de winter een tuin aangeboden krijgt en de zon dan een stuk lager staat dan in het groeiseizoen.

    Natuurlijk is het belangrijk om genoeg zonuren te hebben, maar ook wat schaduw kan heel prettig zijn. Bijvoorbeeld om even uit te rusten in de zomer, of voor gewassen die wat minder zon prima kunnen waarderen. Bepaal dus voor jezelf hoeveel zon (en schaduw!) jij nodig hebt.
  • Water.
    Water is je vriend en vijand op de tuin. Aan de ene kant hebben je gewassen water nodig om te groeien en is het dus verstandig om na te denken hoe je dat gaat doen. Verspreid over het terrein staan pompen waar je water mee uit de grond kan halen. Kijk wat jouw dichtstbijzijnde pomp is.

    Aan de andere kant hebben bij extreem nat weer sommige tuinen meer last van wateroverlast dan andere tuinen. Het is aan te raden hier navraag naar te doen. Je kunt hier zelf wat aan doen, bijvoorbeeld door te werken met verhoogde bakken of door je tuin op te hogen en de grond beter doorlatend te maken, maar dat kán een kostbare onderneming zijn en veel tijd kosten.
  • Inrichting.
    De ene tuin wordt kaal opgeleverd. Een stuk grond met wat tegels door het midden en ’that’s it’. Andere tuinen zijn van alle gemakken voorzien. Een tuinhuisje, een kas, verhoogde plantenbakken, gereedschap, een grote watertank, compostbakken, volgroeide fruitbomen en -struiken, het zijn allemaal extraatjes die je kunt aantreffen op de tuin.

    Hou er in het laatste geval rekening mee dat het gangbaar is om de vorige huurder van de tuin overnamekosten te betalen. Dit bepaal je samen met deze vorige huurder. Het ligt er natuurlijk aan wat er achterblijft en in wat voor staat de spullen zich bevinden, maar dit kan oplopen tot enkele honderden euro’s bij een zeer volledige tuin.
  • Hekwerk.
    Iets anders om op te letten is het hekwerk en toegangspoorten. Dat hoort ook bij je tuin en kan onderhoud nodig hebben. In sommige gevallen is een tuin net opgesplitst en zijn de twee halve tuinen nog niet van elkaar gescheiden.

    Het soort afscheiding waar je voor kiest mag je in zekere mate zelf bepalen. Zolang je aangrenzend hekwerk maar in samenspraak met de buren doet, je je houdt aan de voorwaarden in het Algemeen Reglement zoals toegestane hoogte (op het moment maximaal 1m25 hoog) en er geen gevaarlijke onderdelen uitsteken (zoals spijkers en schroeven en andere scherpe onderdelen).
  • Toegankelijkheid.
    Sommige tuinen liggen bijna direct aan de weg. Andere tuinen zijn alleen bereikbaar via de smallere tussenpaadjes en liggen verscholen middenin het complex.

    Hou er rekening mee dat je, op wat voor manier je ook kiest, je tuin moet kunnen bereiken. Ben je slecht ter been of maak je veel gebruik van een kruiwagen, dan is dat misschien iets om in gedachten te houden. Ook de toegankelijkheid van de pomp kan dan belangrijk zijn.
  • Is de tuin gebruiksklaar?
    Sommige tuinen zijn in betere staat dan andere tuinen. Hoewel de tuin in principe gebruiksklaar moet worden opgeleverd, gebeurt dit in de praktijk niet altijd of is hij inmiddels in verval geraakt. In veel gevallen moet je minimaal aan het werk om het onkruid onder controle te krijgen. Probeer in te schatten hoeveel werk dat is en of er eventueel mensen in je omgeving zijn die je willen helpen opstarten.

Ik heb een tuin gekozen!

Super! Je staat waarschijnlijk te popelen om te tekenen. Lees voor je de overeenkomst tekent nog één keer het Huishoudelijk Reglement door. Als je een gezin hebt, laat ze dan je tuin zien en praat er nog een keer over. Laat zien wat je plannen zijn met de tuin en hoeveel werk dat gaat zijn.

Als je overtuigd bent dat dit echt de tuin is voor jou, dan kun je tekenen en ben je het seizoen daarna de trotse huurder van een Volkstuin bij De Kluitenduikers!

Leuk! …En nu?

Nu begint het pas. Het is aan jou wat je wilt gaan doen, maar hier zijn wat tips en zaken die je kunnen helpen het proces wat beter te overzien.

Eerst een algemene tip:

Over het algemeen wordt aangeraden om niet je hele tuin in één keer onder handen te nemen. Het is dan vaak te veel en te onoverzichtelijk. Begin om één hoekje gebruiksklaar te maken. Zo kun je in elk geval zo snel mogelijk echt beginnen aan waar het om draait: je eigen voedsel verbouwen.

Kies vooraf je eigen methode.

Je kunt op allerlei verschillende manieren volkstuinieren. Denk voor je begint na welke methode het best bij jou past. Daar heb je later lol van. Hier een aantal veel voorkomende methodes:

  • De klassieke ‘direct in de grond’ methode waarin je alles omspit en eventueel compost en mest de grond in werkt.

    De tuinen van de Kluitenduikers bevinden zich op vette kleigrond. Dat is goede, vruchtbare grond waar veel in zal groeien. Het is echter ook zware grond om te bewerken en er groeit hardnekkig onkruid in dat moeilijk te verwijderen is.
  • Groeien in verhoogde bakken (‘raised beds’)

    In principe heb je alleen vier stevige planken nodig en vier paaltjes in de hoeken. Dat is een verhoogde bak (raised bed) in zijn meest simpele vorm. Die vul je vervolgens met goede kwaliteit grond zoals potgrond en compost.

    Het opzetten kost meer tijd en wellicht meer geld (behalve als je de materialen kunt recyclen!). Maar er zit een aantal grote voordelen aan deze methode. Je werkt op iets grotere hoogte. Dat werkt iets prettiger en kan net genoeg zijn om in nattere periodes droge wortels te houden. Je hebt meer controle over de kwaliteit van je grond omdat je gericht kunt voeden. De grond in een verhoogd bed warmt eerder op (maar droogt ook eerder uit).
  • De No-Dig Methode

    No-Dig betekent letterlijk ‘niet graven’. Ook niet spitten dus. De methode bestond al langer, maar heeft in de afgelopen jaren veel bekendheid gelregen door tuinier, schrijver en Youtuber Charles Dowding.

    Op zijn kanaal post Charles regelmatig video’s waarin hij laat zien hoe je met veel minder werk en energie dezelfde, of betere, resultaten kunt krijgen dan via klassieke groeimethodes omdat je het grondleven veel minder verstoort.

    Het idee van een No-Dig bed is dat je bij het aanleggen van het bed eerst een laag bruin, niet glimmend (want: plastic) karton op de grond legt. Hiervoor kun je kartonnen dozen gebruiken, zolang je maar goed in de gaten houdt dat het karton overal goed overlapt. Het doel is om al het onkruid onder het karton door een gebrek aan licht af te laten sterven waarna het karton zelf langzaam composteert.

    Daar bovenop leg je een dikke laag compost van goede kwaliteit, waar je in gaat groeien. En elk jaar daarna leg je er weer een nieuwe laag compost bovenop.

    Het grote voordeel is dat, naast dat het je een hoop spitwerk scheelt, er in goed aangelegde No-Dig bedden veel minder onkruid groeit.

    De No-Dig  methode kan gecombineerd worden met de verhoogde bed-methode. Maar het hoeft niet.
  • Paden

    Denk ook goed na over hoe en waar je je paden aanlegt. Als je eenmaal je groeivakken in gebruik hebt genomen, is het lastig om daar wat aan te veranderen.

    Allereerst de breedte. Hou er rekening mee dat je waarschijnlijk met een kruiwagen af en toe elk deel van je tuin wil kunnen bereiken. Maak je paden dus breed genoeg (de breedte van je kruiwagen) en zorg ervoor dat je elke hoek comfortabel kan maken.

    In principe kun je gewoon lopen op de kleigrond. Maar hou er rekening mee dat die kleigrond regelmatig nat en glibberig zal zijn. Je bent niet de eerste die plat op zijn gezicht gaat in de modder (…heb ik gehoord)!

    Daarbij kun je er vanuit gaan dat als je veel over hetzelfde stukje grond loopt, je langzaam een ‘karrespoor’ zal maken. De grond ligt dan lager dan de grond er omheen en dan zijn juist jouw paden de plek waar plassen zullen vormen.

    Veel tuinders gebruiken dan ook betontegels en vaak liggen ze al ergens op je tuin. De kleine 30x30cm tegeltjes zijn goed handelbaar en voor kleine paadjes is 1 tegel of 2 tegels breed al voldoende. Niet als je er ook comfortabel met je kruiwagen overheen wil rijden als direct ernaast verhoogde bakken staan, natuurlijk! Het nadeel van tegels is dat het regenwater een andere weg moet zoeken, je drainage vermindert dus. Het voordeel is dat als je tegels eenmaal liggen, ze voor een permanent pad zorgen.

    Een andere optie is het gebruik van houtsnippers. Misschien kun je die ergens gratis op de kop tikken, je kunt ze ook laten bezorgen. Het voordeel van houtsnippers is dat het een natuurlijke uitstraling heeft en langzaam composteert. Je kunt na een paar jaar je pad dus als compost gebruiken. Daarnaast neemt het vocht op en kan het water er doorheen gewoon de grond intrekken. Het nadeel is dat je houtsnippers dus langzaam composteren en je regelmatig je houtsnippers zal moeten aanvullen.

    In beide situaties zou je kunnen nadenken over worteldoek. Dat kan je een hoop onkruid schelen. Het nadeel is wel dat je plastic in je tuingrond stopt en vooral de ‘geweven’ versie nog wel eens wil uitrafelen wat voor ongewenste slierten plastic in de grond kan zorgen.

Zaden of jonge plantjes

En ja, wat ga je nou in de grond stoppen? De belangrijkste tip is: ga alleen groeien wat jij lekker vindt. Dat klinkt misschien als een open deur, maar er zijn je ontzettend veel tuinders voorgegaan die uiteindelijk met een oogst zaten die zo direct op de composthoop kon (…heb ik ook ergens gehoord…).

De tweede tip is: zorg ervoor dat je niet in één keer alles van één soort in de grond stopt. Dertig slaplantjes ziet er leuk uit, maar je gooit driekwart weg. Je kunt beter versprongen zaaien en planten. Dat werkt bijvoorbeeld ook prima bij worteltjes. Dan kun je regelmatig maar langer blijven oogsten.

Ga je zelf je plantjes opkweken vanuit zaadjes, of koop je plantjes in de tuincentra? Er is voor allebei wat te zeggen.

Bepaalde groentes kun je beter niet als plantje kopen. Dit zijn bijvoorbeeld de knolgewassen zoals wortelen, radijsjes en bieten. Ten eerste laten die zich niet graag uitplanten (wat leidt tot een mindere oogst) en ten tweede krijg je een paar worteltjes per bakje. Dan kun je ze beter in de supermarkt kopen.

Een voordeel van het kopen als klein plantje is dat je er van uit mag gaan dat de soorten die je koopt min of meer geschikt zijn voor het Almeers klimaat, hoewel dat soms wel betekent ‘in een kas in het Almeers klimaat’.

Ik ben zelf heel erg van het opkweken uit zaadjes. Dat betekent niet dat ik nooit plantjes koop, maar dat is meer om de gaten in mijn zaaiplan op te vullen. Dat betekent dat al in februari de eerste zaadjes in de potjes gaan hier. Op een warmtemat en onder de groeilamp. Van februari tot half mei wordt de keuken bij mij thuis langzaam overgenomen door tomatenplantjes, peperplantjes, aubergines, komkommers, koolplantjes, et cetera. Volgens mijn vrouw is een belangrijk voordeel van het kopen van plantjes dan ook dat je dat circus niet hebt 😉

Wat ik zelf heel leuk vind aan zaadjes is dat je zo rond kerst, als er buiten in de tuin niet veel te beleven valt, een middagje lekker door de zaadcatalogi kun gaan (Vreeken en Van der Wal bijvoorbeeld) om te kijken wat je het komende jaar wil gaan groeien. Bij de grote zaadleveranciers heb je veel (vééééél) meer keus dan in de tuincentra. Bekende soorten, minder bekende soorten, rare en grappige soorten… en dat maakt het voor mij toch net wat leuker. Tuurlijk wil je lekkere groenten verbouwen, maar wat is het nut ervan als je precies diezelfde soorten in de supermarkt goedkoper en met een hoop minder inspanning kan kopen?

Een goed voorbeeld is de tomaat. Die worden voor de supermarkt zo perfect rond en glad mogelijk geteeld. Daarnaast moeten ze lang houdbaar blijven zodat de supermarkt er zo weinig mogelijk hoeft weg te gooien. Smaak komt pas daarna.

Voor ons tuinders zijn er talloze ‘heirloom’ varianten beschikbaar. Die zien er niet zo mooi en glad uit, maar de smaak is heel divers en in veel gevallen een stuk beter.

De achterkant van het zadenzakje is je grootste vriend. Het geeft je de belangrijkste informatie over wanneer je iets binnen of buiten kunt zaaien en waar je verder op moet letten. Kleine plantjes te vroeg in de tuin uitplanten is funest voor ze. Tomaten bijvoorbeeld zijn echte tuindiva’s en als het gaat vriezen ze zo dood.

Voor ons is IJsheiligen dan ook een belangrijke mijlpaal. Na 15 mei wordt het ‘veilig’ geacht om ook de plantjes die niet tegen vorst kunnen buiten uit te planten. En dat zijn er nogal wat!

Zaden terugwinnen

Om geld te besparen, of gewoon om de zaadjes van de plantjes die het bij jou in de tuin het best deden te bewaren, kun je zaden terugwinnen. Het verschilt per plant hoe dat werkt, maar de meeste plantjes (waar we de ‘zaden’ zelf niet van eten, zoals de peulen van bonen) gaan op een bepaald moment zaad aanmaken om zich voort te planten. Die zaden kun je in veel gevallen terugwinnen en bewaren.

Er zijn minimaal twee uitzonderingen wanneer dit geen goed idee is. Allereerst is daar de ‘F1′ variëteit. Dat is een kruising tussen twee soorten waardoor er een soort ontstaat met verbeterde eigenschappen. Het probleem daarmee is dat de zaadjes die zo’n F1 plant aanmaakt die eigenschappen meestal niet meer hebben en het onvoorspelbaar is wat je voor soort terugkrijgt. Bij zaadvaste soorten (bijvoorbeeld de heirloom tomaat) is dat niet het geval. Daar krijg je terug wat je zaait.

Een tweede uitzondering is de plant die kan kruisbestuiven. Bij hoge uitzondering, en onder specifieke omstandigheden, kan een pompoen of courgette kruisbestuiven met een giftige sierpompoen of kalabas die in de directe omgeving wordt gekweekt. Daarbij kan, over een langere periode, de giftige stof cucurbitacine weer voorkomen in je nieuwe planten. Die is heel bitter en als dat zou gebeuren zou je je groente waarschijnlijk direct uitspugen, maar het is wel goed om het te weten – er is in het verleden ooit een Duitser aan overleden.

Compost

Overweeg of je zelf compost wil maken. Je hebt waarschijnlijk een hoop tuinafval, dus als je dat kan omzetten in gratis voeding voor je planten, waarom dan niet?

Nou ja, omdat als je echt goed wil composteren dat best wat ruimte kost. Om compost goed warm te laten worden heb je bijvoorbeeld best wat massa nodig. Daarbij moet je je even goed inlezen in groen en bruin materiaal en wat je wel en niet kunt composteren. Het is allemaal geen rocket science, maar het is ook weer niet zo dat je een paar planken tegen elkaar timmert, je daar al je tuinafval in gooit en je vervolgens binnen een paar maanden prachtige compost terug krijgt.

Je oogst bewaren

Wie weet ben jij de perfecte tuinder die precies uit kan dokteren wanneer welk gewas geoogst kan worden en zo precies genoeg hebt om er elke dag vers van te kunnen eten. Maar (sorry…) ik denk het niet.

Waarschijnlijk zijn er momenten dat je ineens héél veel van hetzelfde moet oogsten. En ja, wat doe je daar dan mee?

Dat is een ongelooflijk groot onderwerp waar complete boeken en Youtube kanalen over bestaan, maar heel in het kort wat mogelijkheden:

  1. Weggeven aan familie en vrienden. Zo lang je niet teveel andere volkstuinfamilieleden hebt is dat natuurlijk leuk om te doen. Maar als een groente in het seizoen is, kunnen de komkommers je ook ineens van alle kanten om de oren vliegen…
  2. Blancheren en invriezen. Veel groente laat zich prima invriezen, zeker als je het van tevoren even blancheert. Maar een vriezer heeft maar een beperkte opslagcapaciteit dus denk goed na wat je in de vriezer kunt bewaren!
  3. Drogen in oven of droogmachine. Een droogmachine is een soort laag-temperatuur oventje met een ventilator erin. De meeste modellen zijn of rond, met meerdere ronde ‘schijven’ waar je op kunt drogen, of hebben een meer klassieke vierkante vorm met grote lades erin. Eten wat je droogt in de droogmachine moet daar vaak uren tot wel dagen in. Met knofloof en ui is het raadzaam om dat niet in huis te doen, maar bijvoorbeeld in de schuur… In de oven kan ook, maar dat is meestal op iets hogere temperatuur wat bijvoorbeeld kleur en smaak kan beïnvloeden.
  4. Inleggen in zuur.
  5. In weck potten of mason jars in heet water koken en bewaren (‘waterbath canning’, alleen indien de zuurgraad voldoende is). Dat kan met hele of gesneden groentes en fruit, maar ook bijvoorbeeld jam.
  6. In mason jars in een ‘pressure canner‘ bewerken. Dat is iets anders dan een hogedrukketel, hoewel je ‘m daar wel voor kunt gebruiken. Hiermee kun je ook bijvoorbeeld vlees en boontjes bewaren – maar alléén als je vooraf veilig bevonden recepten gebruikt (bijvoorbeeld hier)!
  7. Vriesdrogen. De waarheid is – in veel gevallen blijft voedsel beter en lekkerder behouden als je het vriesdroogt, dan als je het droogt in een droogmachine. Maar vriesdroogmachines zijn ook ongeveer tien keer zo duur…

Er zijn ongetwijgeld nog meer methodes en varianten.

JE HEBT HET EINDE VAN HET ARTIKEL BEREIKT. WIL JE MEESCHRIJVEN OM DIT ARTIKEL COMPLETER TE MAKEN? MAIL DAN DE WEBSITEBEHEERDER!